Op dinsdag 18 mei 1999 begon om half tien ‘s ochtends een debat over het invoeren van het referendum. Dit debat vond plaats in de Eerste Kamer, die niet vaak getuige is van zulke bijzondere debatten. Het debat duurde namelijk wel zestien uur (tot 1:30 de volgende dag). Maar dat is niet de reden waarom deze nacht te boek is gegaan als een heel bijzondere.
Het invoeren van het referendum is een grondwetsherziening. Voor een grondwetsherziening is een tweederde meerderheid nodig. Van de 75 kamerleden moesten er dus minstens 50 instemmen met de herziening. De VVD, PvdA, GroenLinks, D66, SP en Bierman hadden gezamenlijk precies 50 zetels, en van al deze partijen - behalve de VVD - was men zeker dat ze voor de herziening waren.
In 1999 regeerde Paars II van PvdA, VVD en D66 onder leiding van Wim Kok. Het invoeren van het referendum was een wens van D66 en was bevestigd in het regeerakkoord tussen de drie partijen. Iedereen dacht daarom dat het wetsvoorstel wel goedgekeurd zou worden door de Eerste Kamer.
Twee jaar eerder was het voorstel ook al in de Eerste kamer geweest. Toen stemden vijf kamerleden van de VVD tegen. Daarom verzocht premier Wim Kok gedurende de Nacht van Wiegel de VVD’ers om voor te stemmen. Het was immers een coalitieakkoord waar ook de Tweede-Kamerfractie van de VVD mee had ingestemd.
Na de druk van de premier en Hans Dijkstal - de leider van de VVD fractie in de Tweede Kamer - bleef er nog een VVD-er over. Hans Wiegel, een erelid van de liberale partij en oud-minister van Binnenlandse Zaken.
Hans Wiegel reageerde met de woorden: “Voorstanders van het referendum als instituut – en die zijn er ook in onze kringen – beschouwen het referendum als een aanvulling op de vertegenwoordigende democratie, sinds jaren grondslag van ons parlementair en politiek stelsel. Maar rondziende in onze kring moet ik zeggen dat daar ook de oprechte overtuiging leeft dat het referendum een aantasting is van dit stelsel. Ik hoef niet te herhalen wat ik tijdens het debat in eerste lezing heb gezegd. Wij hopen dat zij die een andere opvatting hebben, dat kunnen begrijpen.”
Hans Wiegel stemde tegen, en dus werd de herziening niet doorgevoerd. Dit was voor het kabinet Kok aanleiding om het ontslag van het kabinet aan te bieden bij de koningin. Na enkele weken kon Paars II echter de draad weer oppakken, om te werken aan een nieuw referendumvoorstel.